Vriendjes met de Hooglanders

BUURSE- Als vrijwillig medewerker van Natuurmonumenten houdt hij toezicht op de Schotse Hooglanders die het Witte Veen begrazen. Weer of geen weer, drie keer per week zoekt Jan Veldhuis de kudde op. Hij telt de dieren en geeft bijzonderheden door aan beheerder Jaap in ’t Veld. De Hooglanders worden niet bijgevoerd. Maar door af en toe een veekoek uit te delen heeft de oud-schooldirecteur zich een plekje verworven in de kudde. Met sommige dieren heeft hij een speciale band. Zoals met de imposante oude stier die plaats moest maken voor een  jonge opvolger. Die overigens teleurstelt in zijn taak om voor nageslacht te zorgen. Voor een optimale begrazing van hun werkterrein dat 200 hectare omvat zijn zo’n 50 runderen nodig. Maar met uitbreiding wil het niet erg vlotten. En dus helpen vrijwilligers de huidige 33 dieren een handje met het verwijderen van jonge berken en andere ongewenste opslag. Het zogeheten middenbos is de favoriete plek van Jan Veldhuis. Bruine drollen, een tapijt van groen mos en kale berkenstammetjes creëren er een aparte sfeer. Hier trekken de runderen zich terug om te herkauwen. Fascinerend vindt de Enschedeër het om hier stilletjes hun gedrag te observeren. “Er is een vaste pikorde. Ze kennen hun plaats in de kudde. En anders worden ze wel op hun plaats gezét.” We struinen door het mysterieuze bos richting Markslagweide waar de dieren zich vol vreten. Veldhuis bukt voor een dikke tak die schuin over de grond hangt. “Stel je eens voor hoe dat moet zijn voor zo’n Hooglander. Je hebt hier liggen slapen, staat op en dan schuur je even lekker met je rug onder zo’n tak door.” Vanuit het bos staat een koe toe te kijken. “Een oud dier. Zie je hoe mager ze is? En hoe armoedig haar vacht eruit ziet?” Hij vertelt dat zieke of verzwakte dieren zich vaak afzonderen. Soms om te sterven. Zoals koe 9868 die aan het eind van haar leven was en zich terugtrok, verdreven door de kudde. “Die dieren redden zichzelf. Maar met haar had ik op één of andere manier te doen. Ze kwam niet meer van haar plek. Telkens bracht ik haar wat koeken. Een strenge winter viel in. Ik dacht dat ze die niet zou overleven. Toch wel. En de volgende winter ook. Maar na twee jaar was de koek op. Ze belandde in een sloot. Terwijl de kudde om me heen stond probeerde ik aan de voorkant om haar in de benen te laten komen. Aan de achterkant werd ze door een ander dier opgepord. De rest wilde haar weg hebben. Toen ze maar bleef liggen werd het tijd om haar in te laten slapen.” Dode dieren worden met een trekker uit het terrein verwijderd. “Het gebied is te klein om ze te laten liggen”, weet Veldhuis. “Bovendien moet Natuurmonumenten zich houden aan de regels die voor alle veehouders gelden: binnen 24 uur moet een dood dier naar de destructie zijn gebracht. Maar niet alle plekken zijn toegankelijk voor een trekker. Dus blijft er soms één liggen. Die wordt opgeruimd door de natuur.” Heerlijk werk vindt Jan Veldhuis het om het raster van prikkeldraad te controleren dat de dieren ‘binnen’ moet houden. Steeds neemt hij een gedeelte van de 8 kilometer lange omheining onderhanden. “Dan ben je in je eentje bezig aan de randen van het terrein. Op plekken die zó mooi zijn en zó stil. Puur genieten. Nee, dit werk moeten ze mij niet meer afnemen!”